Sidewalk – Tuesday’s a day to remember

Het is even wennen – gewend als ik was om recensies te schrijven van progressive rock albums, liggen er opeens twee ‘singer/songwriter’ albums op het digitale stapeltje. Het eerste is van Sidewalk, alias Coen van der Horst, en alweer bijna twee jaar oud. De opvolger is in de maak, maar Coen neemt er lekker de tijd voor – en maakt er ook nog een boek bij. Dat wordt vast een interessant album, maar tot het er is moeten we het doen met Tuesday’s a Day to remember.

 

Cover

Waar Sidewalk wordt gepresenteerd als Coen van der Horst, singer/songwriter, is dit album meer, zoals hij ook zelf aangeeft, een productie van singer/songwriter met band. Daardoor is het dit album a la Beste-Singer-Songwriter-Van-Nederland met frêle akoestische gitaarnummers. Daar is niets mis mee,  het resultaat is een prettige verzameling pop-rock-en-soms-folk nummers, waarvan er een aantal prima in staat zijn om in je hoofd te blijven hangen.

Dat begint al meteen bij de slechts 19 seconden lange opening, Save Me, waar meteen duidelijk wordt dat Sidewalk in de basis wel degelijk singer/songwriter is: a capella gezongen, en met een heldere simpele oproep: redt me uit mijn problemen, ik kan het niet alleen. Zo’n oproep vraagt om bijzondere hulp, en die komt in het naadloos aansluitende Magical. Van dit nummer  bestaan verschillende varianten, waaronder een akoestische, maar de albumversie met volledige band is gewoon de beste. Goed gitaarwerk en een refrein van één regel (“You are magical to me”) dat vanzelf in je hoofd blijft hangen. De tekst maakt ook meteen duidelijk dat het bij Sidewalk om de muziek én om de teksten gaat: het liedje beschrijft iemand, een dame waarschijnlijk, waarbij de conclusie is dat enkel de die ene regel van het refrein de juiste weergave is. Een beetje zoet misschien voor sommigen, maar het resultaat is toch gewoon een lekker nummer.

This better be for real gaat lekker door in dezelfde stijl, mogen we dit pop-rock noemen? Mooi voorbeeld van een geslaagde tekst is dit couplet:

“And I told you you could wear my jacket 
In case you got cold tonight 
You said ”Wow, that’s a great line” 
“But it’s the middle of July”
“And the sun’s still shining bright””

Connecticut, dat hierna volgt doet niet alleen vanwege de titel, maar ook door de muziek wat Amerikaans aan, al kan ik er niet de vinger opleggen waarom. Het gitaar en drumwerk bevalt me wel op dit album, en ook in dit nummer – dat een reis beschrijft op weg naar Connecticut, waar iemand op de zanger wacht. Wie dat is verteld het verhaal niet, vreemd genoeg.

Met For the better wordt het allemaal even wat minder hoopvol. De dame is vertrokken en de zanger laat duidelijk horen dat dat niet is wat hij wilde. Geen vrolijk nummer, maar het zit muzikaal en tekstueel wel lekker in elkaar. Alle herinneringen aan de vertrokken dame krijgen we dubbel terug in With all this love to give. Opnieuw een nummer dat in je hoofd blijft hangen, al was het maar door die ene regel uit het refrein: “Double the love, double the fool, twice as much of everything, cause you’re so beautiful”.

Daarna wordt het allemaal weer wat vrolijker, als we kennis maken met Suzannah. Coen’s hart gaat op  ‘infinite repeat’ (gelukkig maar, stel je voor dat het stilviel). Enige minpuntje aan dit nummer is dat het refrein net iets ‘te vol’ gespeeld is, qua volume en aantal noten.

Het korte Stay, met alleen zang en akoestische gitaar doet me wat minder. Het roept een beetje een melancholische sfeer op, maar is te kort om echt indruk te maken. Misschien ook omdat het zit ingeklemd tussen Suzannah en het up tempo gitaarnummer October skies. Zo’n nummer waar je iets harder van gaat rijden, en waarin Coen zingt over alweer een (andere?) dame, waarvan hij niet zo goed weet wat hij met haar aan moet.

Op het moment dat ik merk dat ik eigenlijk geen ‘track-by-track’ recensie had willen schrijven maar het toch aan het doen ben, ben ik aangeland bij de twee nummers die me het beste bevallen aan het album, Let Go en Ember. Deze twee nummers, en vooral het eerste, zijn net dat beetje complexer dan de rest van het album – meer luistermuziek.

De twee worden nog gescheiden door Princess, een 30 seconden lang, sixties-achtig gitaarliedje.

Alles bij elkaar is Tuesday’s a day to remember een leuk album, met uiteraard een paar verbeterpuntjes, maar vooral ook een paar nummers die ik graag hoor. Dat geldt dan vooral voor Save Me/Magical, With all this Love to Give, Let Go en Ember. Ik ben benieuwd naar het tweede album, de koffietafel waar het boek op moet is al uitgezocht.  En sterren geven? Dat doe ik hier niet – daar zijn anders sites voor. Wel een luisteraanrader voor wie van muziek houdt die niet te ingewikkeld is en zoekt naar iets wat (veel) langer leuk blijft dan de gemiddelde 145-in-een-gros Top-40/Mega-Top-50-plaat.

Slepen door Slovenië

“Niet naar Frankrijk” werd “Ook niet naar Spanje”. Duitsland dan? Of Tsjechië? Een week voor vertrek viel pas de vlag – Slovenië dit jaar. Een stukje voormalig Joegoslavië dat veel mensen enkel kennen als tussenstop op doorreis naar Kroatië, heb ik de afgelopen weken geleerd.

De eerste plek waar dat kwartje viel was in Lesce, een klein dorpje vlak bij het onder toeristen bekendere Bled, in het noorden van Slovenië, een kilometer of 40 onder de grens met Oostenrijk.

map_of_slovenia

In Lesce wordt direct duidelijk dat Slovenië beinvloed is door het Joegoslavië waarvan het ooit onderdeel was, maar ook door buurlanden Italië, Oostenrijk en Hongarije. Overal spreken de mensen naast Sloveens ook Engels en/of Duits en in het westen ook Italiaans. Eten en drinken zijn een mix van Slavisch, Oostenrijks en Italiaans – en in mindere mate dan in Nederland wat uit Amerika is komen overwaaien. Ook veel huizen zijn gebouwd in een stijl die direct aan Oostenrijk of Noord-Italië doet doet denken. De mensen zijn vriendelijk en minder gejaagd dan in die ander twee landen, misschien omdat in een land dat half zo groot is als Nederland en maar 2 miljoen inwoners heeft alles wat gemoedelijker is dan in in dichtbevolkte landen als het onze. Een praatje maken met een ober op een terras, of (zie wat verder naar beneden) een plaatselijke volksmuzikant wordt dan een stuk makkelijker en prettiger.

Een ander voordeel van de lage bevolkingsgraad is dat er veel ruimte is voor mooie en ruige natuur. Slovenië heeft bossen, rivieren, meren waar we in Nederland alleen maar van kunnen dromen, en verder naar het binnenland ook nog een wijnstreek zoals we die uit Frankrijk kennen. Genoeg reden om eens goed rond te kijken dus. Te beginnen met de Sava rivier, die letterlijk om de camping van Lesce heen loopt.

Water freeze

Het water van de Sava rivier bij Lesce

Bird on a rock

Vogel op een steen langs de Sava bij Lesce

 

De Sava is een rivier die vol vis zit, wild genoeg is om te kunnen raften en grillig genoeg om een paar dalen met mooie wandelpaden achter te laten.

Een klein half uurtje rijden van Lesce ligt een andere rivier, die door een kloof met de naam Vintgar loopt, de Radovna. Deze kloof is ongeveer 2 kilometer lang en over rotspaden en houten loopbruggen over de hele lengte te begaan. Dat levert de nodige mooie uitzichten op en over het water op.

Painted river

Radovna rivier in de Vintgar kloof

Frozen rapid

De Radovna laat zich alleen op de foto stil zetten.

Blue water

De Vintgar kloof is beschermd natuurgebied, en dat betekent helder water….

Lagoon

…en mooie doorkijkjes.

Iets verder van Lesce en Bled ligt het Triglav nationaal park, een beschermd natuurgebied rond de Triglav, de hoogste berg van Slovenië. Op mooie dagen is de bergpas die langs de Triglav loopt (een aardige klim naar 1600 meter, die ook bij de Sloveens fietsers erg in trek is) zo druk bezocht dat het eigenlijk niet leuk is om te stoppen. Aan de andere kant van de pas ligt echter de Soca rivier, die ook de moeit waard is. De Soca is op de plek waar wij geweest zijn nog vrij ondiep, maar meer stroomafwaarts wordt ze dieper en wilder – raften op de Soca is voor gevorderden. De bovenloop ligt in een rustig dal, dat nauwelijk bewoond is, en waar prachtige uitzichten op de bergen en over het water te vinden zijn.

Road to the mountains

Gezicht op de bergen in het dal van de Soca rivier.

Hideout

Een huisje aan de Soca rivier. Vanaf de weg alleen bereikbaar via een voetbrug over de rivier

Drie kwartier rijden naar het zuiden vanuit Lesce ligt de hoofdstad van Slovenië, Ljubljana. Deze stad is ongeveer zo groot als Eindhoven qua aantal inwoners, maar de stad is veel ouder. Het oude centrum staat vol met huizen van 2 tot 5 verdiepingen hoog, in vaak vrolijke kleuren. Met een paar leuke winkelstraatjes en de nodige, soms verdekt opgesteld en soms van café naar café in elkaar overlopende terassen is het een gezellige stad.

Aan de randen van de stad liggen een paar grote parkeerterreinen een groot wandelpark, waar je zomaar opeens oog in oog kunt staan met een hagedis, die rustig blijft poseren.

Spying from the bridge

Oude overheidsgebouwen in het centrum van Ljubljana

Uphill street

Het mooiste straatje van het centrum van Ljubljana

Lizard

Een vriendelijk poserende hagedis in het stadspark.

Halverwege Lesce en Ljubljana ligt Kranj, een klein, net als Ljubjana wat ouder stadje is bekend om zijn worst en oude gebouwen. Bij een bliksembezoekje hebben we besloten dat de ijskoffie ook in dat rijtje past. Leuk detail: het oude centrum van Kranj is, behalve voor winkeliers, alleen te voet te betreden.

Kranj

Oud woonwijkje, net buiten het oude centrum van Kranj, met het nieuwe centrum op de achtergrond.

Natuurlijk moesten we ook de ‘grote’ toeristentrekpleister Bled bekijken. Hoewel het daar, ook buiten de Sloveense vakantie, die pas in augustus is, behoorlijk druk was, was de drukte niet te vergelijken met echte toeristenplaatsten. Gelukkig maar.

Bled is een dorpje dat aan, of eigenlijk om een mooi blauw meer met een klein eilandje ligt. Boven het dorp, op een heuvel ligt een kasteel, waar in het verleden de nodige internationale hoogwaardigheidsbekleders op bezoek zijn geweest. Een mooi plaatsje, maar iets te veel op toeristen ingericht, waardoor het de charme van bijvoorbeeld Kranje of Ptuj (zie hieronder) mist.

Bled castle

Het kasteel van Bled, uitkijkend over het meer en de bosrijke omgeving.

Wel hebben we in Bled kennisgemaakt met de grillen van de Sloveense weergoden. Het was behoorlijk warm toen we in het dorp waren, rond de 30 graden. We hadden net op een terras iets kouds te drinken besteld toen van het een op het andere moment het water met bakken uit de lucht kwam. In korte tijd stonden er een centimeter of 10 water in de goten langs de straat, en kwam iedereen schuilen op het (overdekte) terras. De temperatuur zakte door de regen een graad of 10 – en een half uur later scheen de zon weer alsof er niet gebeurd was. Resultaat voor ons was een vijvertje voor de tent, en een plas onder de binnentent om dat de buurvrouw op de camping in de regen onze tent had opengemaakt om onze was van de waslijn binnen te gooien. ‘t Hoort erbij – één buitje in een vakantie van 4 weken.

Bad weather for boat trips

In de stortregen trekken de rondvaargondels op het meer van Bled geen klanten.

Na dit allemaal te hebben gezien bracht het vervolg van de reis ons naar Ptuj, voorlopig mijn favoriete plaats in Slovenië. De oudste stad van Slovenië – al bewoond in het stenen tijdperk en rond het begin van de jaartelling een Romeinse garnizoensplaats. Ptuj ligt aan de oevers van de Drava, de rivier die in Oostenrijk de Drau heet. Vanaf de overkant van de rivier is de stad bereikbaar via drie parallelle bruggen: één voor treinen, een voor gemotoriseerd verkeer en een voor voetgangers en fietsers. Deze laatste komt uit op loopafstand van de Termen, waar een aantal warmwaterbronnen de basis vormen voor een kuuroord annex zwemparadijs, met 12 zwembaden en 8 glijbanen, op de plek waar de oude Romeinen ook al hun termen hadden.

Net als Ljubljana en Kranj heeft ook Ptuj een gezellig oud centrum, met gebouwen uit verschillende tijdperken, en de nodige terrasjes – Sloveense terrassen zitten altijd goed vol. Over de genoemde loopbrug loop je zo dit oude centrum in, pal langs het beste restaurant van de stad, Ribič.

Approach

Oud Ptuj, vanaf de overkant van de Drava

The roofs of Ptuj

De daken van Ptuj, gezien vanaf het kasteel op de heuvel.

Roman house

Het oudste nog bestaande huis van Ptuj, gebouwd door de Romeinen.

Monk's view

Uitzicht vanuit het klooster in Ptuj, over de Drava

Ready to leave

De Drava

Zoals wel meer plaatsen heeft ook Ptuj een oud stadhuis en een moderner stadskantoor. Het oude stadhuis wordt nog gebruikt voor in ieder geval het sluiten van huwelijken. Bij een bezoek aan het centrum kwamen we in een bruiloftsgebeuren terecht. De lokale volksband Ansambel Zargon was het bruidspaar en hun gasten flink in het zonnetje aan het zetten, met de nodige humor – althans, iedereen moest lachen om uitspraken van de bandleider waarvan de Sloveense inhoud ons uiteraard ontging.

Toen bruidspaar en gasten naar binnen gingen kwam de band het terras op, waar wij inmiddels waren neergestreken. Daar werd nog even doorgespeeld, een verkoper van armbandjes in de maling genomen (“Alle armbandjes voor 10 euro, de hele bos!”) en flink gedronken (Spritzer, witte wijn met bronwater). We kregen van bandleider Mitja Bogdan een korte uitleg over de band en de muziek, in het Duits (Engels ging hem net zo slecht af als ons Sloveens) en uiteindelijk gingen we met een CD en een T-shirt van de band weg. Geen muziek voor elke dag, maar op een feestelijke zomeravond met een glas Sloveense witte wijn zeker te pruimen – al zal de herinnering aan de jolige bruiloft daar ook wel in meespelen.

 

Old city hall

Het oude stadhuis van Ptuj

Die witte wijn is iets waar Slovenië erg trots op is. Een half uur rijden ten oosten van Ptuj ligt het wijngebied van Ormoz en Jeruzalem, waar de beste wijn van Slovenië vandaan komt. 85% van de Sloveense wijn is wit en komt grotendeels uit deze streek. De rode wijnen komen vooral uit het westen, de grensstreek met Italië.

In het gebied rond Ormoz en Jeruzalem ligt een wijnroute die qua uitzicht en goede wijn kan tippen aan de Franse wijngebieden, al is het landschap op veel plaatsen eerder Toscaans dan Frans.

De meeste wijnen zijn halfzoet tot (mier)zoet, met als paradepaardje de wijn van de sipondruif. Niet een verschrikkelijk dure wijn, maar wel met veel variatie in smaak – ik heb sipon geproefd van fris zoet met een zuurtje er in, tot echt zoet. Ook de muskat en riesling zijn prima te drinken, maar (en dat maakt het wel wat gemakkelijker) ook minder sterk gevarieerd in zoetheid. Er is een mooi proefpakket meegegaan naar huis, met de belofte van de verkoopster dat we altijd telefonisch of per e-mail kunnen nabestellen.

Vineyards of Jeruzalem

Wijngaarden van Jeruzalem en Ormoz

Church of Jeruzalem

Kerktoren van Jeruzalem, op een heuveltop

Grapes

Wijndruiven in Jeruzalem

Old house

Een oud huisje, naast de kerk van Jeruzalem

View from the hill

Uitzicht op het Toscaans aandoende landschap rond Jeruzalem

Na Jeruzalem en Ptuj was het tijd voor een bezoek aan Wenen, om de vakantie af te ronden. Daar kom ik een aparte blogpost op terug. Hier sluit ik af met een foto van iets dat we in Nederland maar af en toe zien – een ooievaarsnest op een telefoonpaal, bij Jeruzalem.

Stork nest

Ooievaarsnest op een telefoonpaal

De foto’s bij dit blog zijn een kleine selectie uit de ruim 800 foto’s die ik in Slovenië heb gemaakt. De mooiste ben ik er nog aan het uitzoeken, die zullen de komende weken worden toegevoegd op mijn Flickr account.

From Ottawa to Toronto

After leaving Ottawa we headed south toward Kingston, at the other end of the Rideau canal. Our route took us there along the Thousand Islands Parkway. Seeing all these houses on islands brought up the discussion on whether it would be nice to live there. Houses built on islands, and with garages for boats instead of cars, while the cars themselves were kept on the river bank. Not always practical, but a beautiful place to live.

image

At Kingston we spent the night at a campground near the Kingston Mills locks, the end of the Rideau canal. This inspired a future holiday, following the canal (or are similar one in Sweden), by boat. Let’s see if we can arrange that some time in the next 5 years.

image

The next day we travelled slowly along the shores of Lake Ontario, toward Cobourg. There I met up with Georges, and the owner of the little music store Georges Guitars and Music to pick up a Gretsch Broadkaster bass, a rare item in Europe. Georges is a very kind man, who’s shop focuses on instruments and amps rather than trying look cool. Contrary to the big chains, he responded to my e-mails in search for this bass and put a nice price on it as well. As a small bonus, I got to take along the cardboard box of a quartet of other cases to built ‘flight protection’ for mine.

With the bass on board, and the next day took us to our friends Annemarie and Patrick and their two daughters, who moved to Canada’s Port Perry two years ago. We spent the night there, so there was plenty of time to catch up, and to learn about life in Canada. Port Perry is about an hour from Toronto, close to Lake Scugog, and on the edge of a green belt that is protected by Parcs Canada – which literally borders on our friends back garden. We couldn’t help feeling a bit envious when we saw their house and the ‘rich with children’ dead end court they live on. My wife was out voted three to one on moving to Canada, but I guess the children and I won’t easily move there without her…. Who knows, maybe one day.

image

Upon leaving them, it was time to return the motor home and spend two nights in Toronto itself, in a down town hotel on Yonge Street. Down town Toronto is great for food, and shopping and some nice sights. Best of the latter is the view from the CN tower, and which we did not get. On the first day, which it was too cloudy to be worth the money (30 CAD per person), on the second we had too little time before having to go to the air port. Something for a possible future visit maybe. We did enjoy seeing the old and new city halls next to each other though, when as well as Chinatown and the Lawrence market.
A bit of extra fun was our short meeting with waiter Jim at the Yonge Street Grille, who immediately spotted we were Dutch and started telling us about his Dutch grand parents, who moved to Canada quite a few years ago. His mix of Dutch and English was fun to hear, and his love for the Dutch soccer team a bit of a surprise (we had a good discussion about Louis van Gaal, who is the new team coach, which we had learned only that same morning). His kind of openness was what we encountered a lot in Canada (even in francophone Quebec), a pleasant contrast to the quite closed up or reserved Dutch culture.

image

image

image

Alas, here the holiday and the story end for now. I’ll probably come back to some of this later, when all impressions have settled into a complete view, but the urge to leave The Netherlands after a vacation was never as large as a now….. Canada left a second lasting impression, after our first taste 10 years ago.

image

Ottawa, capital of Canada

After our trip through Quebec, we landed in Ottawa, or actually, on the municipal campground of Kanata, a small suburb of Ottawa, that is also the origin of Canada’s name. After the reasonably cool weather of the past few days, we ended up with 28 degrees celcius here, in an area where it hadn’t rained for 35 days. That doesn’t seem very long, but the trees around our motor home were acting as if it was fall, dropping dry brown leaves all around us. But, since the Dutch know all about water, we brought rain… or at least a few showers. Not enough to releave the camp fire ban of the campground, but enough to make our second day in the Ottawa area more comfortable as far as temperature and humidity are concerned.

image

That day was spent taking the bus to down town Ottawa, bringing us to the parliament buildings – a bit of a weird view, these 19th century buildings between sky scrapers and large office buildings of a rather young city. It does provide for great pictures though, when looking from the Quebec side of the river.

image

The parliament, seen from the Museum of Civilisations.

That side of the river was also the place where we spent most of the day in Ottawa, simply because that is where the Civilizations museum is located – a museum dedicated to the history and identity of Canada – and the civilizations that participate in this.
The thing we visited there was the First Nations exhibit, which displays a lot of what the native Americans, popularly known as Indians, and nowadays more formally addressed as aboriginals, did and still do. We admired totem poles that were as much as 200  years old, but also clothing that was created using traditional techniques less than 50 years ago. A museum employee explained to us how the aboriginals of the West coast created planks out of trees, while leaving the unneeded part of the tree intact and alive. The latter bit makes you wonder about how ruthless and careless the ‘civilized’ Europeans were (or are?)…
Also easily overlooked is that the aborginals were of different tribes, or people, each with their own habits and with their own quarrels – like the resit of the world. The Iroqui are different from the Ashinee, and the Inuit of the north. That’s something you don’t see immediately when going along the displayes, unless you let the sign shown below work it’s way into your mind for a few minutes. It certainly makes you look at the rest of the exhibition with a different eye….

image

Read this, before going through the exhibition, for a different view on ‘First nations’

image

Totem poles of over 15 meters, nothing special apparently. See the bear cub in it’s den halfway?

After the first nations exhibition, we spent an hour at the IMAX theater, at a stunning moving about polar bears in the (melting) arctic. The filming was great, the message (CO2 causes the polar ice to melt) was delivered with a bit too much drama – the price you pay for having Meryl Streep delivering the narrative. Nevetheless, losing the permanent ice would mean losing the polar bear, which is a majestic animal to watch.

From the movie, back to the civilization museum, this time to the Tete-a-tete with many Canadian explorers, inventors, authors, and politicians on display, and then on to the 18th century village, which gave a nice impression on how similar and/or different life in Canada was from life in Europe. I had a good time, but forgot to take pictures, which was a bit of a shame.

After a short visit to the children’s museum, the day was mostly over and we hit down town Ottawa for diner. This time, we found a place that redefines pub food: where else can you find a pub that serves lobster linguini, trout in an asiago and chili crust, stuffed porc chops and salmon with soba noodles instead of shepherd’s pie and fish and chips? The food was good, and plenty, so the children took with them their first ever ‘doggy bag’.

To and from the campground, we made use of the Ottawa bus service, which is a very streamlined service, with buslanes throughout the down town area and bus stations every 1-2 kilometers. I’ve seen worse…
Walking to and from the bus stations, also gave us the opportunity to see some street art, as shown below and a the top of this post.

Bottom line, I liked Ottawa a lot better than Quebec, probably because it is less similar to European cities – and thus more ‘refreshing’.

 

A wolf under your feet on the stairs…

 

Who’s the man behind the maple leaf?

Ottawa can really turn you upside down…

P.S. we also saw the Ottawa end of the Rideau channel, but I’ll save that for the next post, after we visited the other end of the channel, at Kingston.

Quebec city and then on to the Parc des Mauricie

After all the fun with wildlife, it was time to move on to the city life again- in the city of Quebec. The only city in Northern America with an actual castle (Chateau Frontenac), Quebec is actually almost a French city – although people are more open and easy to make contact with than in France. The city itself was not the most exiting, but we had a good time there nevertheless  – walking and shopping in the city center on a Sunday afternoon. The whole month of July and August, the city sports the Festival d’Ete – which consists of many free and paid performances throughout the city. We happened to run into the ‘Cirque Loco’ – a juggling and acrobatism duo who put on a nice show in the middle of a shopping area. Good for a laugh, a bit of awe and some nice photographs.

image

Juggling on very high heels

image

Salto of death, Cirque Loco

image

A few times, I noted Canadian houses look like Playmobil... but river's edge Quebec wins.

After Quebec, we  moved on to the national parc of Mauricie, for two nights in a forest inhabited by bears and other animals. The first message we got upon arrival was that a black bear was spotted about a kilometer from our camping site, so we should take extra care to not leave any food items outside during the night. Of course, as it goes, we never saw the bear. 😉

image

But we did see squirrels!

A day at the park was well spent, walking through the forest, and kayaking on Lac Edouard. Apart from squirrels, crows and some falcons we didn’t see much animals, but the weather was good and we enjoyed it.
After kayaking, we tried Quebec’s ‘national dish’ – poutine. A combination of french fries, gravy and cheese – for me it’s an ‘order once and never again thing’. Our evening barbecue, with pepper steak, grilled vegetables went down much better.

image

If this could be our back garden...

image

Guys with stony faces... and bodies.

image

Kayaking on Lake Edouard...

image

...and against the wind - makes even poutine taste good.

But still, we saw whales and squirrels but no bears. An early morning ride on the day we left the national park didn’t change that – no bears for us this year. We’re leaving bear country, toward Ottawa, Cobourg, Port Perry and Toronto.

image

Desktop art, to take home 🙂

Trois Pistoles, Tadoussac and whales!

Getting to Trois Pistoles in Quebec was a matter of driving down the Canada Highway Nr 2 for the better part of a day. The last part, after leaving the motorway reminded us of Wallon in Belgium: all signs in French (of course, the no problem), terrible roads (less pleasant) and half completed road works (some worse than the actual roads)… But, all of that was fixed by the sunset view over the Lawrence River, where an5d the notion that we just had our second night of rain in two weeks, while back home it had been pouring for days.

image

From Trois Pistoles, our we took the ferry to Les Ecoumins and then booked two nights at the Domain des Dunes campground in Tadoussac. This was supposed to be our whale watching break, and and it was a successful one. On an evening excursion, and a two hour trip in a Zodiac, and we saw countless whales – I’ll look up the names later – including some harbour dolphins and humpback whales. Two came really close, and I was lucky to be filming at the right time.
Tadoussac itself is not the most exiting village, and but it was worth the stay just being able to see these whales.

image

image

WordPress for Android

For all my recent posts I have used WordPress for Android. A nice app with one small flaw: if you edit a post that contains pictures, before publishing it, the picture links are removed when you publish later. I just repaired my last post before this one, reinserting all the pictures that got lost in this manner.

Deer Island, Fundy Trail and Fundy National Park.

Today, July 17th, is the fourth in a row in coastal nature areas. We started on Deer Island, after crossing the Canadian border again at Lubec. We were lucky to find the ferry point the or so it seemed – it was a bit smaller than we expected. Still, we got onto the ferry from Campbell Island to Deer Island. There we drove straight onto the campground, about a hundred meters from Old Sow, one of the largest tidal whirlpools in the world.

image

Ferry to Deer Island. Hmmmm...

image

Old Sow, not at it's best

image

A sailing boat passing by at Old Sow

Old Sow was not as spectacular as we had expected, it appears you have to be there at exactly the right moment, and really high tide coming in to be really spectacular. Still, it is a nice view, and a good place to see seals playing in the waves.

After spending the night at the Deer Island campground we moved on, but not before we took a tour around the Island. The best thing we saw was the fishing harbour of Leonardville, and where the water was so clear we could see fish and shell fish about 6 meters below the surface – and some jelly fish as well. This harbour is used mainly for lobster fishing, pity we were there early in the morning, too early for a lobster lunch.

image

Lobster traps at Leonardville

image

The boats taking the traps in and out of the harbour

The ferry from Deer Island to Black’s Harbour was our next move. This is a free, government operated ferry, which was a good thing for us. We Because neither the commercial ferry that got us to the island, nor the campground accepted credit cards, we were out of cash. This got a bit worrying on our way to Saint Martins, and because none of the smaller places we crossed had an ATM and we had no guarantee that the campgrounds in Saint Martins would take credit cards. In the end, the we found an ATM in Sai t Martins itself, which decided to go ‘out-of-order’ after providing us with the much desired cash. The cash was not really necessary for the campground we had in mind, because this turned out to be full. Reason was the yearly Old Town festival. So, we move further east, to towards the Fundy Trail, and where a campground called Tobi’s Hideaway might be able to take us. This turned out to be no problem: the site is so new that it’s not even finished yet and mainly has customers at the end of July and in August. The result was that we had the entire campground to ourselves for one night. So, we had a camp fire, and made friends with a giant rabbit that refused to appear in photographs.

image

Hiding around the corner from the entrance of Tobi's

The next morning we went to see the Fundy Trail, a Unesco project that creates a nature park along the coast from Saint Martins to Fundy National Park. This is to open to the public, and preserve  at the same time, in the last piece of undeveloped coast in North America. Being right at the entrance, and Tobi’s will surely benefit when the trail is completed.
At the trail, we visited the the Big Salmon River, where the Atlantic salmon come to breed annually. I was quite happy to sit down and cool my feet in the river, between the baby salmon. My ankles were hurting, because the midges had feasted on them the night before. After cooling of in the river, the itch was gone. Who needs chemicals?
Besides enjoying the river, we spent time walking along the beautiful coast, before leaving the trail and moving on to Fundy National Park itself.

image

Baby salmon

image

Fundy Trail coast line

image

Waterfall at Fundy trail

The Fundy National Park is not all natural, and but rather an attempt to restore nature after the damages done by extensive lumbering in the 19th century. This is most visible at Wolfe Point, at the mouth of Wolfe River, where a restored covered bridge, a piece of a dam and poles remaining from a lumber harbour can still be seen. The dam used to block the river completely, until it was broken down in 1980 as part of the nature recovery project. The dam helped the lumber industry to collect lumber sent down stream, but (together with dumped saw dust), it also destroyed a large part of the fish population, which was already reported by local fishermen in the 1880s.

image

Remnants of Wolfe Point dam, built once by lumberers

image

Covered bridge at Wolfe Point. According to a Canadian these bridges are meant for kissing...

image

Poles reminding of Wolfe Point lumber harbour

image

Water snails, new life at Wolfe Point

image

Small waterfall near Wolfe Point

At the exit of Fundy National National Park, the small fishing village Alma is located. With a general store and a fish market right at the park exit, entry it’s a good place to go for park visitors. We On our way past, we enjoyed a breakfast with fluffy pancakes, scrambled eggs and sausages, and and lobster lunch omelet at the local coffee shop. After that we visited the harbour and fish market, buying fresh haddock and coquilles ‘for the road’. The haddock ended up on the barbecue the same evening, the coquilles entered the RV freezer for a few days.
That barbecue took place in Moncton, our last stop before a full day of driving to Trois Pistoles in Quebec, where we will take the ferry across the Lawrence River.

image

Lobster boats at Alma - quite a bit bigger than those at Leonardville

A breeze through New Hampshire and Maine

On July 10th, we arrived in North Conway, and for a two night pitch at Saco River, next door to the Settlers Green outlet village. So, and we spent one morning shopping for shoes and clothes, and in the afternoon we took care of our laundry while the children played at the river and the playground. Not the best out exiting day, but a relaxed one.
On our way to North Conway, and just before entering New Hampshire, before we saw lot of fire trucks by the road, and their crews in full operation., and or so it seemed. As I write this, we we just found out that they had put out a forest fire, and shortly before we came by.

After New Hampshire, before we took the shortest, and not very scenic road to Bangor, and where we are staying for the night. Here we fill up the fuel and propane tanks, and get groceries so that we’re all set for Deer Island, and where we will spend our next night – amidst lobster ponds and the ocean.

That’s one night away now – let’s hope all the horror stories Stephen King made up about the area around Bangor were really just phantasy.